De kaart in ons hoofd

Door: Gerard Oudhoff

Al heel lang geleden zijn we begonnen plaatjes van de werkelijkheid te maken. In grotten en holen maakten we tekeningen van beesten, voorwerpen en later ook van onszelf. Waarschijnlijk hielpen die afbeeldingen ons om onze gedachten te ordenen. Al kijkend naar zo’n tekening stelden we ons voor hoe het origineel zich gereed maakte om een sprong te maken, om zijn prooi te verslinden en om hard weg te rennen voor een nog gevaarlijker heerser van de wildernis.

Nadat we onszelf geleerd hadden om de geluiden die we maakten van een zeker format te voorzien, gingen we ze gebruiken om met elkaar te communiceren. We leerden vervolgens om ook van die klanken, afbeeldingen te maken. Woordjes of delen van woordjes werden eerst uitgebreid en heel gevarieerd, later schematischer gerepresenteerd met wat we tegenwoordig lettertekens noemen. Uiteindelijk ontstonden alfabetten.

Soms bestaan ze nog uit duizenden tekens, b.v. voor woorden of delen van woorden. De meest eenvoudige ervan tellen rond de 25 lettertekens. Ze verschillen een beetje met allerhande culturen, die je kunt onderscheiden, maar een kniesoor die daarop let. Mensen leerden lezen en schrijven en op die manier werd het steeds gemakkelijker om dingen, maar ook ideeën in je hoofd je halen. Erover na te denken en het erover te hebben met elkaar. De meer abstracte ideeën kun je ook gemakkelijk uitdragen. Je kunt er bij blijven staan, maar je kunt er ook bij blijven zitten.

De combinatie van plaatjes en woordjes is nog steeds de drager van ons denken. We dragen onze ideeën uit door ze op te schrijven en af te beelden. Nog redelijk recent hebben we geleerd om vervolgtechnieken te ontwikkelen om dat te doen. Eerst de boekdrukkunst en tegenwoordig hebben we de massamedia en het Internet. Omdat geleidelijk steeds minder mensen nodig waren om de primaire processen, zoals de productie van voedsel en gereedschap aan het draaien te houden, konden eerst enkelingen, later steeds meer mensen en tegenwoordig bijna iedereen zich specialiseren in het omgaan met steeds abstracter en complexer begrippen. Mensen die dat deden worden tegenwoordig onze geleerden genoemd. De geletterden, zogezegd.

De combinatie van plaatjes en woordjes is nog steeds de drager van ons denken. We dragen onze ideeën uit door ze op te schrijven en af te beelden.

In zeker opzicht zijn we bijna allemaal wel min of meer geletterd geworden. Je hebt specialisten (mensen die heel veel weten van een klein beetje) en generalisten (mensen die een beetje weten over bijna alle dingen). Mensen worden intellectuelen genoemd (dan beschikken ze over veel kennis) en mensen worden als intelligent aangemerkt (dan bedoelen we dat ze over het vermogen beschikken om zonder al te veel inspanning, veel kennis en vaardigheden op te doen). Heel zelden gaat dat samen en dan kun je zo iemand wijs noemen.

Met de bagage aan plaatjes en woordjes in ons hoofd (binnenkort ook uitgebreid met een rechtstreeks vanuit ons hoofd gemakkelijk toegankelijk Internet) is inmiddels ook een dominant verschijnsel ontstaan. We hebben steeds meer geleerd om niet zozeer meer naar de werkelijkheid te kijken (of anderszins rechtstreeks de werkelijkheid waar te nemen) maar om voornamelijk te volstaan met de afbeeldingen en woordjes in ons hoofd. We nemen de werkelijkheid nog wel waar, maar dat gebeurt steeds minder rechtstreeks. Onze waarnemingen vinden plaats via de kaart van de werkelijkheid, die we elk van ons in ons hoofd meedragen. Als we iets zien of horen dat niet past in het geheel van plaatjes, woordjes en ideeën die we als vaste bagage in ons hoofd hebben, wordt het doorgaans voor een deel weg gefilterd. Het wordt bijna niet waargenomen en hoogstwaarschijnlijk niet of maar heel zelden gebruikt of onthouden.

We hebben steeds meer geleerd om niet zozeer meer naar de werkelijkheid te kijken (of anderszins rechtstreeks de werkelijkheid waar te nemen) maar om voornamelijk te volstaan met de afbeeldingen en woordjes in ons hoofd.

Een voorbeeld: Toen Einstein bewees dat de tijd niet een absoluut verschijnsel was, konden maar heel weinig mensen hem meteen volgen. Tegenwoordig weten we het wel, maar de mensen die er alle consequenties van doorzien zijn nog zeker niet in de meerderheid. Iets soortgelijks zou je kunnen formuleren over de wetten van de Kwantummechanica. Zelfs Einstein heeft lang volgehouden dat “God niet dobbelt”. Bijna niemand beseft dagelijks dat de werkelijkheid op een basaal niveau, op toeval berust. Alleen fysici die daar dagelijks mee bezig zijn, doen dat. Dat komt omdat het deel is uit gaan maken van de kaart die zij in hun hoofd zijn gaan meedragen. Op de meeste “gewone mensen” maken deze natuurkundigen ook meestal een beetje rare indruk, zeker als ze het over hun vak hebben. Deze voorbeelden zijn denk ik duidelijk herkenbaar.

Minder herkenbare voorbeelden zijn de kaarten die zich veel vaker manifesteren. Voor een jurist ziet de werkelijkheid er een stuk anders uit dan voor een psychiater. Zijn patiënten hebben op hun beurt weer een heel andere kaart in hun hoofd. Iedereen heeft een door eigen ervaringen bepaalde kaart in zijn of haar hoofd en alleen het getrainde besef van dat feit kan (een beetje) bijdragen aan onderling begrip. In principe ziet de werkelijkheid er voor iedereen anders uit en kan het soms een tijdje duren voor het lukt om tot iemand door te dringen. Zelfs als dat al lukt, word je vervolgens veelal voor een gevaarlijke gek versleten.

Vraag: Hoe weet je dat je gesprekspartner de kleur rood op dezelfde manier ziet als jijzelf?
Antwoord: Dat is een verkeerde vraag.
De goede vraag luidt: Kun je dat weten?
Antwoord: Neen.

De vraag, die ik het eerst opschreef komt voort uit de veronderstelling dat je die vraag zou kunnen beantwoorden. Dat is niet mogelijk, omdat je niet over een objectief referentiekader beschikt. De objectieve kleur “rood” bestaat wel. Die kun je beschrijven met “licht met een bepaalde golflengte”. De objectieve waarneming van de kleur “rood” bestaat niet. Niemand weet hoe iemand anders dat licht met een bepaalde golflengte waarneemt en zeker niet of dat lijkt op zijn eigen waarneming ervan. Laat staan over beider beoordelingen / waardering van de kleur rood. Beide betrokkenen beweren alleen dat ze het over “rood” hebben. Dat is het resultaat van een leerproces in de samenleving waar beiden deel van uitmaken.

Zo, genoeg voor dit artikeltje. Anders leest u het niet meer. Ik kom er wel weer een keer op terug. Dan gaan we het hebben over de (toekomstige) gevolgen van het Internet op de kaarten in onze hoofden. Dit was een voorafje, zogezegd.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s