Vorige week zag ik hem opeens. Eerst niet, maar ik hoorde wat en keek verschrikt om. Daar zat hij. Of hij mij ook zag weet ik niet, hij leek druk met andere dingen. Telkens als ik een tijdje naar hem had gekeken, keek ik voor de zekerheid maar weer naar mijn mobiel of las wat in een tijdschrift. Keek ik dan weer zijn kant op, dan was hij opeens weg om wat later met hetzelfde ‘lawaai’ weer ongeveer op dezelfde plek te gaan zitten. Steeds leek hij daar weer te gaan zitten en als je ‘m eenmaal zag kon je ook niet meer om hem heen. Zijn donkere huidskleur en het rood/oranje wat hij droeg was niet te missen.
‘Ik heb brand gehad in januari, en m’n Canta doet het niet goed, en nu heb ik een brief van een deurwaarder.’ Een vrouw met een rollator en twee hondjes gooit een stapel papieren op mijn tafel. Ze hijgt als ze haar grote lijf in de stoel naast me laat zakken. ‘Ik word er helemaal pagies van.’ Haar stem klinkt schril.
29 september in het jaar 2021 en ik ben verdrietig, teleurgesteld en boos. Ik zag het mezelf al helemaal doen: mantelpakje aan, poeder op mijn neus, met sportschoenen aan en mijn hakkenschoenen in mijn hand naar de auto lopen. Aangekomen op mijn bestemming eerst mijn hakken aan, babbelen met de collega’s, het werk verzetten en dan de werkdag afsluiten met een heerlijke jog in het nabijgelegen park.
‘Zeg maar vaker nee’, is wat mijn baas zei toen ik maar niet wist op te krabbelen na burn-out klachten. Zeg maar nee tegen onze Online Marketeer. Hij was weliswaar aangenomen om samen met mij het bedrijf op de kaart te zetten, maar beter zei ik nee.
Vroeger had ik een krantenwijk. Nu ben ik 17 en klaar voor een échte baan. Een carrière als E-bike Fietskoerier zie ik wel zitten. Wanneer de avond valt, neemt langzaam een oranjegekleurde invasie het straatbeeld over. Op ruime afstand zie ik ze staan. De lelijke oranjekleur doet pijn aan mijn ogen. Ik fiets recht op mijn doel af; de Thuisbezorgd hub.
Met mijn 35 jaar word ik dagelijks om mijn mening gevraagd; het uiten van deskundige inzichten is namelijk mijn werk. Vanuit het management (en Sociale kringen) wordt de wijze waarop ik dit uit vaak als onprettig ervaren. Ik voel me dagelijks de cycloop in het land van de blinde, of Copernicus in de 16e eeuw.
De enige beroepsgroep in Nederland die zich niet druk hoeft te maken om het behoud van haar baan, zich niet hoeft te bekommeren om dreigende en beslissende functioneringsgesprekken etc. zijn justitiabelen en justitiële magistraten. Zij worden na een doorlopen RAIO traject voor het leven benoemd en worden zoals misdaadverslaggever Peter R. de Vries eens publiekelijk verklaarde, bij iedere uitglijder niet ontslagen maar weggepromoveerd. Hij richtte zijn gifpijlen meer op de inmiddels door het college van procureurs-generaals tot erelid benoemde G. Th. Hofstee, nadat hij als een brokkenpiloot een puinhoop had achtergelaten bij het arrondissement te Utrecht.
Ik ben benieuwd wat er door mijn opa zijn hoofd ging toen hij in de jaren 60 vernam dat Europa gastarbeiders wierf. Ik heb het hem wel eens gevraagd. Waarom zou je je vertrouwde nest verruilen voor dit kikkerlandje? Destijds leefde hij in het Rifgebergte, het noorden van Marokko. Primitief kan je het zeker noemen. Met vijf dochters en drie zonen verbleven mijn opa en oma in een kleien huisje.
Ik heb alle verhalen nu wel gehoord. Van gebeten worden door een schorpioen tot mijn vader die een bloedzuiger in zijn keel had vastzitten en wel drie uur met de ezel reisde voor een ‘ziekenhuis’. Zijn antwoord was helder. ”Ik moest geld verdienen.” En dat deed hij, van ‘s ochtends vroeg tot in de avonduren werkte hij in de steenfabriek. Hij hield zijn vrouw en kinderen op de hoogte via een cassettebandje die hij elke maand opstuurde, samen met een envelopje geld.
Een aantal decennia later kwam ik in beeld. Ik was dertien jaar toen ik met mijn gammele fiets naar de andere kant van de stad reed. Achterop zat een veel te beladen tas met kranten. Een tas die wel twee keer zo groot was als mijn minuscule lichaam. Wat dat gênant? Ja. Enorm gênant zelfs. Om bij mijn krantenwijk te komen moest ik langs mijn school fietsen en toentertijd dacht ik dat werken niet cool was. ”Ik moest geld verdienen,” troostte ik mezelf. Om mijn in winterslaap verkerende garderobe op te zomeren. Geld verzoet de arbeid. Echter is mijn blik op ‘werken’ enigszins beduusd. Is geld het enige wat de arbeid verzoet of komt er meer bij kijken? Oftewel, wat is het belang van werk?
”Ik moest geld verdienen,” troostte ik mezelf. Om mijn in winterslaap verkerende garderobe op te zomeren.
Tijdens mijn eerste kinderjaren werkte mijn moeder niet, maar besteedde ze aandacht aan mijn opvoeding. Hoe vreselijk het ook klinkt, zij werd hierdoor soms bewust of onbewust denigrerend behandeld. Nog steeds lijkt het anno 2022 bijna een no-go om thuis te blijven en gewoonweg niet te werken. Behalve als je dat niet werken vanuit Bali doet, nee, want dan ben je een levensgenieter. Er lijken soms zelfs stress-factoren mee te spelen. Denk dan aan het verliezen van aanzien.
”In Nederland zoeken we een baan om op verjaardagen en begrafenissen te kunnen vertellen wat voor werk we doen. En alles wat ons van en naar het werk brengt, dat rekenen we ook tot werk,” vertelde Abelkader Benali in een radio-uitzending van OVT. Werk is voor velen de basis van je sociale status. Het klinkt nou eenmaal velen malen beter om piloot te zijn dan putjesschepper, toch?
Een essentiële studie die ons het belang van werk kan uitleggen is die van de psycholoog Abraham Maslow. Maslow heeft een behoeftepiramide opgesteld. Hij stelde dat mensen gemotiveerd zijn om aan bepaalde behoeften te voldoen en dat sommige behoeften meer prioriteit hebben dan andere. Hij heeft daarom vijf niveaus opgesteld die je van de bodem tot de top beklimt. Om te beginnen met de basis de ‘lichamelijke behoeften’ die vereist zijn om te overleven. Dan volgen de veiligheidsbehoeften, sociale behoeften, eigenwaarde en zelfactualisatie. De derde en vierde laag van de piramide zijn voornamelijk gericht op validatie van anderen. Neem ‘sociale behoeften’. Je wilt je geaccepteerd voelen, onderdeel uitmaken van ‘de groep’. Zelfs bij de supermarkt waar ik werk heeft het een jaar geduurd tot ik me op mijn gemak voelde.
Maslow heeft een behoeftepiramide opgesteld. Hij stelde dat mensen gemotiveerd zijn om aan bepaalde behoeften te voldoen en dat sommige behoeften meer prioriteit hebben dan andere.
Daarnaast was er ook sprake van acceptatie buiten mijn werk. Al mijn vriendinnen hadden al een baantje, ik wilde kunnen meepraten over onuitstaanbare klanten en bagger salarissen. Ik wilde erkend worden door de mensen om me heen. In mijn ogen kon dat alleen door hetzelfde te doen als iedereen doet. Werken.
Dan volgt de een na laatste laag van de piramide, de ‘eigenwaarde’, oftewel iets wat je pas krijgt wanneer je wordt erkend. Volgens de bekende filosoof Hegel zijn we afhankelijk van de erkenning van andere mensen om onszelf te kunnen beschouwen als individu. Dit bewijst dat erkenning van anderen in wat je doet, uitmaakt. Zo werken we om erkend te worden.
Als Adam en Eva uit het Paradijs worden gestuurd omdat zij een verboden appel hebben gegeten, dan is hun straf: werk. “Met het zweet op je voorhoofd zul je je voedsel eten, totdat je weer terug de grond in gaat,” vertelt God hen. Werk is het verschil tussen leven in het Paradijs en de wereld die wij kennen. Al is het op het eerste ogenblik niet altijd te geloven, maar straffen hebben eenmaal profijt.
Mijn opa vertelde naast het feit dat hij de kost moest verdienen, dat werken ook een goede manier van tijdverdrijf is. Tijdverdrijf. Het klinkt mooi, luchtig. Werken is goed tijdverdrijf. Ik had op zondag koran-lessen. Mijn docent vertelde tijdens deze lessen dat alle profeten en de boodschappers van God werkten om in hun levensonderhoud te voorzien. Bijvoorbeeld, David de Boodschapper van God werkte als een smid, zoals wordt vermeld in de Heilige Koran. (Hij gebood hem): “Maakt maliënkolders en berekent de schakels nauwkeurig en verricht goede werken voor u allen. Voorwaar, ik zie wat jullie doen.” [Saba, 11] (Kheyamy, 2018)
Mijn opa vertelde naast het feit dat hij de kost moest verdienen, dat werken ook een goede manier van tijdverdrijf is. Tijdverdrijf. Het klinkt mooi, luchtig.
Wij werken om ons bezig te houden. Zo is de mens nu eenmaal ingesteld. Zelfs na zijn pensioen werkt mijn opa dagelijks in zijn gemeentetuin. Waar ik overigens wel altijd een appeltje uit de boom kan plukken als ik dorstig ben.
Werk, werk en nog eens werk. Ik ben erachter gekomen dat werk behartigd wordt door verschillende belangen. Er valt niet concreet één reden te benoemen waarom ik zelf waarschijnlijk mijn hele leven blijf solliciteren. Geld moet rollen en de positie op de sociale ladder moet stijgen. Alhoewel ieder individu uiteraard een andere kijk heeft op arbeid, durf ik wel te zeggen dat we het allemaal doen om ons lange leven ietsjes korter te laten duren. Werk is nou eenmaal nodig om structuur te creëren. Als ik de kans had om mijn dertienjarige ik te vertellen dat ik me nooit, maar dan ook nooit had moeten schamen voor mijn werk, had ik die met twee handen vastgepakt.
Ik ben 26, een jaar ouder dan een kwarteeuw. Ik voel me jong. Soms ook oud. Steeds vaker vraag ik me af waarom leeftijd, een getal, moet bepalen hoe jong of oud ik ben. Oké ja, tegenwoordig zijn we allemaal woke as ever, en zeggen we uitdrukkelijk dat zomaar een getal niets zegt over onze maturiteit en attractiviteit. De ironie zit hem nu net wel in de steeds meer geforceerde poging deze notie van een numerieke ouderdom los te koppelen van een fysieke en mentale ouderdom. Hoe harder we proberen de leeftijd geen zaak te maken van ons algemeen welbevinden, hoe onrealistischer deze klinkt in de oren. Hoe meer we trachten deze opvatting te benadrukken, hoe twijfelachtiger de echtheid ervan.
Ondanks de ontelbare werkgevers die ik de afgelopen decennia versleet, heb ik nergens een onveilige werkomgeving ervaren. Hooguit een wat ongewenst intieme bedrijfscultuur.