
Door: Martine de Jager
Als mijn vader en ik vroeger een kerstboom gingen uitzoeken, kwamen we nooit thuis met de mooiste of de grootste boom. Mijn vader had de, voor mij toen vervelende, gewoonte om altijd de boom te kopen die niemand wilde hebben. De afdanker. De lelijkerd. De boom die niet de perfecte driehoek vorm had, maar waarvan de takken alle kanten op stonden. De boom met een onmogelijk op te vullen gat in de takken. De scheve of met twee toppen. Het was alsof hij wilde zeggen: “Ook die verdienen het om gezien en bewondert te worden.”
Mijn moeder klaagde wel eens als hij dan weer thuis kwam met zo’n ‘gedrocht,’ zoals mijn moeder dat noemde. Wetende dat de verkoper geen cent minder had gevraagd en blij was van dit boompje af te zijn.
Vorige week kochten wij onze kerstboom van dit jaar. En hoewel ik daar overtuigd was dat deze boom toch echt de mooiste was die erbij stond, kwam ik erachter dat onze uitgekozen boom een gat had in de takken, van boven veel dunner was dan onder, er rare takken uitsprongen die eigenlijk voor het mooie veel te lang waren.
Ik besefte mij op dat moment dat mijn vader mij als kind heeft geleerd om heel anders te kijken naar schoonheid. Schoonheid zit in de imperfectie.
Dankjewel Pap, ik mis je.