
Door: Rabin Gangadin
De enige beroepsgroep in Nederland die zich niet druk hoeft te maken om het behoud van haar baan, zich niet hoeft te bekommeren om dreigende en beslissende functioneringsgesprekken etc. zijn justitiabelen en justitiële magistraten. Zij worden na een doorlopen RAIO traject voor het leven benoemd en worden zoals misdaadverslaggever Peter R. de Vries eens publiekelijk verklaarde, bij iedere uitglijder niet ontslagen maar weggepromoveerd. Hij richtte zijn gifpijlen meer op de inmiddels door het college van procureurs-generaals tot erelid benoemde G. Th. Hofstee, nadat hij als een brokkenpiloot een puinhoop had achtergelaten bij het arrondissement te Utrecht.
Op zich is dit niet eens een belediging, maar een impressionistische schildering van een bikkelharde waarheid. Het is toch van de zotte dat burgers iedere keer moeten meebetalen voor misstanden die justitiabelen en trawanten begaan, vanwege hun onprofessionele handel- en werkwijze? De titel ‘meester’ loopt men zonder slag of stoot op na een studie van vier jaar, welke ook nog gevrijwaard is van wiskunde, statistiek, kwantitatieve- en kwalitatieve analyse etc. Als deze vakken bij de studie rechten zouden worden ingevoerd, zou deze faculteit dan ook meteen zijn leeggelopen want juist vanwege het ontbreken ervan gaan abituriënten van het VWO naar de rechtenfaculteit. Het zal hierdoor geweest zijn dat het Elsevier Magazine er als volgt over schreef in haar mei 2008 editie: “Al de jongens en meisjes die op de middelbare school voor hun vakken slechte cijfers behaalden, gingen later rechten studeren.” Hofstee lijkt er een voorbeeldig exemplaar van te zijn geweest.
In het juristenblad van februari 2004 beet hoogleraar in de theoretische natuurkunde aan de TU Delft, Prof. Dr. Van der Geest als volgt van zich af. Hij schreef in archetypische letters: “Maak van de rechtswetenschap een echte wetenschap.” In zijn artikel accentueerde hij dat een gebrek aan wetenschappelijkheid bij justitiabelen ten koste gaat van een pragmatische aanpak, zoals rechtspsycholoog Van Koppen al jaren stampvoetend aan het roepen is.
Er zijn verschillende wetenschappers die hun twijfels hebben geuit ten aanzien van het wetenschappelijke gehalte van rechtsgeleerdheid. Van Koppen bijvoorbeeld verklaarde bij een praatprogramma van WNL dat rechters lui zijn, die vanaf dat ze eerstejaars student rechten waren, niet geraakt zouden zijn door een sprankje uit de categorie kenvakken, bestaande uit vakken zoals hierboven vermeld in de tweede alinea.
Uiteraard zijn er ook tegengeluiden. Hoogleraar A. Th. De Roos aan de RU Leiden die tot in zijn microscopische bindweefsel een strafrechtsgeleerde is, reageerde op de uitingen van Van Koppen steeds als volgt: “Als er over alles hoogdravend filosofisch en omzichtig moet worden uitgeweid, komt het nooit tot een veroordeling.” En inderdaad, rechters, in het bijzonder politierechters behangen verdachten doorgaans haast routinematig met een strafblad waarbij het vervolgens aan de betrokkene is hoe ervan af te moeten komen. Het feit dat er door dit natte vinger- en klef ellenbogenwerk gerechtelijke dwalingen ontstaan, wordt afgedaan met een “foutje, bedankt.” Want rechters hoeven zoals hierboven aangegeven niet te vrezen voor ontslag wegens wanprestatie.
En inderdaad, rechters, in het bijzonder politierechters behangen verdachten doorgaans haast routinematig met een strafblad waarbij het vervolgens aan de betrokkene is hoe ervan af te moeten komen.
Strafrechtonderzoekers Hilde Wermink, Jan de Keijser en Pauline Schuyt deden een kwantitatief onderzoek naar de rol van de specifieke kenmerken van daders in een Nederlands strafproces. Zij hadden op basis van directe observaties tijdens strafzittingen van de politierechter voor het eerst onderzocht of de rechtspraak universeel, onbevangen, neutraal en pragmatisch was.
Daders met een Nederlands uiterlijk die ook de Nederlandse taal spraken, bleken de minste odds te hebben om veroordeeld te kunnen worden tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In vergelijking met die groep zouden de odds om veroordeeld te worden tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor daders met een buitenlands uiterlijk die de Nederlandse taal spreken ruim vijf keer hoger zijn. Voor daders met een buitenlands uiterlijk die ook nog eens de Nederlandse taal niet machtig waren, bleken de odds om achter de tralies te verdwijnen maar liefst twintig keer hoger.
Politicoloog Dr. B. Rovers publiceerde hier reeds in 1999 een onderzoeksrapport over, getiteld justitiële selectiviteit waarin hij de arbitraire en onprofessionele werkwijze van justitie en politie aan de kaak stelde. Volgens Rovers zou de ellende beginnen bij het begin van de strafrechtketen, de politie wier bevindingen zonder slag of stoot zouden worden overgenomen door de justitie en later door de rechter. Men werkt er bij voorkeur met etiketjes in plaats van met professionele meet- en onderzoeksinstrumenten. Hetzelfde gedachtengoed wordt breed uitgemeten in het lijvige boekwerk “dubieuze zaken,” geschreven door drie Nederlandse zwaargewichten op het gebied van de criminologie en rechtspsychologie, t.w. Crombag, Wassenaar en Van Koppen.
Volgens Rovers zou de ellende beginnen bij het begin van de strafrechtketen, de politie wier bevindingen zonder slag of stoot zouden worden overgenomen door de justitie en later door de rechter.
De Nationale Ombudsman introduceerde zelf ook het predicaat voor voornamelijk het openbaar ministerie, als zou het zich overwegend vergenoegen met een zesjescultuur. Naast het feit dat het in Nederland een lot uit de loterij is om de Staat ergens op een trefzekere manier voor aansprakelijk te stellen, blijft het OM uitglijders maken. Men leeft met de geruststellende wetenschap dat men de luwe warmte van het gelijk aan de flanken zal blijven voelen. Hierdoor zorgen politie en justitie ervoor dat zij op z’n minst in de basis “goed werk” hebben verricht, omdat ze hoofdzakelijk daarop worden afgerekend.
Ondanks deze basale prestatie moet de burger het niet wagen justitie te verwijten van broddelwerk. Het weekblad HP/De Tijd schreef in 2002 een artikel onder de titel: “Boven de Wet,” waarin burgers werd gewaarschuwd geen kritiek op rechters en justitiabelen te hebben en hen in plaats daarvan te bejegenen met enige deferentie. Dit betekent dat één kwaad woord over deze beroepsgroep vergelijkbaar kan worden gesteld met het opsteken van de middelvinger voor een koe in India.
Je zou je tegen het decor van de hedendaagse corrumperende maatschappelijke ontwikkelingen moeten afvragen of het door de belastingbetaler vergoede RAIO traject niet op de schop zou moeten. Het moet niet zo worden dat een totempaal straks meer te verkondigen heeft dan een zwaar gesubsidieerde rechter die zich kennelijk laat kenmerken door ceremoniële taken. Van Koppen bijvoorbeeld pleit al jaren voor de invoer van de door hem genoemde kenvakken als verplichte onderdelen van het RAIO-traject. Hierdoor voorkom je dat rechters, net als paragnosten, helderzienden, heldervoelenden, helderhorenden, helderruikenden, helderbewerenden, heldervermoedenden etc. hun beslissing blijven nemen of anders de oren laten hangen naar de partij die vanwege het klassenverschil meer integriteit en knowhow krijgt toegedicht.
Het moet niet zo worden dat een totempaal straks meer te verkondigen heeft dan een zwaar gesubsidieerde rechter die zich kennelijk laat kenmerken door ceremoniële taken.
Dit alles in beschouwing nemende kan er worden geconcludeerd dat de studie rechten toe is aan een wetenschappelijke curettage. Je zult als leek gauw willen aannemen dat rechters meer dan normaal intellectueel zijn uitgerust. Wat heb je aan een geestelijke wasstraat als de rechtspraak, indien rechters zich in de praktijk veelal laten leiden door antipathie en vooringenomenheid, welke in stelling zelfs door advocaten wordt geaffirmeerd?
Tegen het decor van de door rechters zelf toegepaste polarisatie zou het misschien geen slecht idee zijn om een onafhankelijk onderzoeksbureau van wetenschapsfilosofen en onderzoeksmethodologen in leven te roepen om dossiers, vóórdat die op het schavot van de rechter belanden, te controleren op een correcte toepassing van onderzoeksmethoden en wiskundige logica. Dit zou met zich mee kunnen brengen dat rechters die toch aan hun kunnen twijfelen, zich niet meer zouden gaan richten op de partij met meer charisma en vermeende kennis en ontwikkeling, maar zal men gebruik willen maken van de analyses en bevindingen ( toetsingsmethode) van het beoogde onderzoeksbureau.