
Door: Babette Jane
Ik heb altijd graag bij warm weer gefietst. Als iedereen loom en lui in een hangmat wil liggen, word ik actief. De drukte in mijn hoofd komt tot stilstand terwijl ik zo hard trap dat het zweet over mijn rug gutst. Het is een beetje zelfkastijding.
Als puber mocht ik van mezelf naar de coffeeshop als ik een scooter had ingehaald met de fiets. Zwaar hijgend bij het stoplicht stopte een keer zo’n, door mij ingehaalde jongen, naast me om te vragen of ik ergens bang voor was of ergens voor vluchtte. Met een glimlach zei ik dat ik het lekker vond om hard te fietsen. Dit leverde mij een onderzoekende blik op welke overging in afgrijzen op het moment dat mijn twee ratjes hun kopjes uit mijn decolleté staken.
Tegenwoordig zijn zowel mijn uiterlijk als mijn doelen iets meer doorsnee, maar zelfkastijding blijf ik lekker vinden. Een avondje stappen moet uitgezweet worden. Ik spot een fietser op 600 m afstand. De beschuldiger in mij maant me om bij deze gevoelstemperatuur van 30 graden mijn trappers er flink van langs te geven ondanks de twee saxofoons op mijn rug. Die fietser moet ik inhalen kostte wat het kost. Ik ga er helemaal voor, terwijl het stemmetje in mijn hoofd zegt: ‘Trappen tot het pijn doet en dan doorgaan, je kunt het.’
Alleen komt die fietser maar langzaam dichterbij hoe hard ik ook trap. Ligt het aan mijn conditie? Aan mijn leeftijd? Aan mijn doorzettingsvermogen? Ik trap nog harder en de riemen van de koffers snijden in mijn rug terwijl het zweet langs mijn gezicht en rug gutst. ‘Ja zo gaat het lekker, zo gaat het goed, ik kom dichterbij, kom op nog een tikje harder,’ zeg ik tegen mezelf. Mijn benen branden en mijn schouders protesteren. Uiteindelijk na een veel te lange tijd, fiets ik naast haar. Een schattig oud besje. Ze lacht onverhit naar me, draait aan een knopje op haar stuur en zoeft zo bij mij vandaan…
Damn de elektrische fiets, ik had het kunnen weten!