
Door Ann Baetens
Nog drie facturen maken, twee offertes doorsturen en nog een hoop klanten bellen die weer niet op tijd betaald hebben. Ik draai er mijn hand niet meer voor om. Mijn baas komt voorbij gewandeld; een vriendelijke man. Meestal hangt hij aan de telefoon terwijl hij langs loopt. Nu steken zijn handen in zijn zakken. Zijn hemd achteraan hangt altijd op half zeven en weer is hij niet fatsoenlijk geschoren. Zijn haren veel te lang. Ziet zijn vrouw dat nu niet? Misschien vindt zij dat wel knap? Ik denk bij mijzelf: ‘Hier zou ik eens werk van kunnen maken; al die overtollige, nutteloze haren zou ik er met veel plezier afknippen.’
Knap gekleed is hij wel, altijd datzelfde dure merk waar ik eerder zelfs nog nooit van had gehoord. “De kleren maken de man,” zegt men en dat klopt hier wel. Hij probeert nonchalant voorbij mij te wandelen, maar loert stiekem naar mijn scherm om te zien of ik wel met de juiste zaken bezig ben. ‘Geen Candy Crush aan t spelen?’, zie ik hem denken. Nee nee, ik ben schijnbaar geconcentreerd met mijn dagelijkse taken bezig, maar mijn gedachten dwalen steeds af.
Zo gaat het al enkele weken, maanden zelfs. Ik vind het werk spijtig genoeg mijn ding niet meer en ik ga er nu echt iets aan doen. Eerlijkheidshalve moet ik wel toegeven dat ik enkele jaren geleden dacht dat dit mijn droombaan ging worden. Een week opleiding en ik was verkocht. De eerste weken was het een beetje wennen aan alle nieuwe zaken die ik onder de knie moest krijgen; betalingen, stortingen, documenten opmaken en nieuwe programma’s aanleren. Eigenlijk best wel boeiend en leerzaam. Het grote probleem schuilt hem in het passieve. De hele dag naar een scherm turen en alleen opstaan voor een wandeling naar de printer of voor een sanitaire pauze, maar verder blijven zitten tot de klok 17 uur aanwijst! Het grappige is dat ik soms vijf keer hetzelfde document uitprint om naar de printer te kunnen lopen. Gelukkig wordt er niet te veel gecontroleerd en heeft de baas veel vertrouwen in mij. Ik ga proberen om dat vertrouwen niet te fel meer te beschamen en ik print in het vervolg hetzelfde document maar drie of vier keer uit. Minder kan echt niet! Sorry chef.
Straks ga ik thuis op zoek. Op zoek naar een actievere baan waar ik mag rondlopen en eens een kletspraatje kan maken, veel collega’s heb en nieuwe dingen kan doen. Waar ik bezig kan zijn, echt actief bezig zijn. Ik begin na te denken waar ik straks naartoe kan surfen op het Internet, welke toffe vacature er op mij zit te wachten. Er moet iets zijn waar ik mijn ei in kwijt kan, maar spijtig genoeg is dat hier niet meer.
Ik heb hier ook wel een collega, maar zij is altijd zo serieus aan het werk, zoals het hoort natuurlijk. Maar we zouden af en toe toch best eens wat kunnen kletsen? Tijdens de lunch eet zij zoals iedereen haar boterhammen. Op zich is dat geen wereldschokkend nieuws, maar ze doet dat in “volledige stilte.” Al lezend achter haar verdomde pc, al het nieuws moet ze weten. Maar zodra er iets schokkends gebeurd is in de wereld moet zij dit wel in geuren en kleuren aan mij vertellen. Ik zou liever een half uurtje buiten gaan wandelen, ontspannen rondslenteren, desnoods een beetje klagen of roddelen. Leuke dingen aan elkaar vertellen en tegelijkertijd een frisse neus halen. Maar met deze brave hardwerkende collega blijft mijn gezellige middag voorlopig een utopie.
Het is inmiddels 17 uur en ik vertrek naar huis. Ik vlieg als een racemonster over de weg, terwijl ik met mijn gedachte al op de ideale werkplek zit. Een plek waar ik thuis hoor.