
Door: Dave Binkhorst
“Ziet mijn haar er nog net zo mooi uit als gisteren?” vraagt hij de volgende ochtend aan de vrouw die naast hem ligt. Ze wil niet tegen hem liegen, dus loopt ze naar de keuken om thee te zetten.
“Hoe drink jij je thee het liefst en welk smaakje?” roept ze vanuit de keuken.
“Gewoon samen met jou, Anna.”
Het is nog vroeg. Straks moeten ze weer naar hun werk. Hij legt een hand op zijn blote borstkas en voelt zijn hart naar adem happen. Vannacht was waanzinnig. Even werd de liefde bedreven met hoofdletter L.
Hij kijkt naar haar. Ze pakt het laatste theezakje uit de verpakking. Als hij naar haar kijkt, voelt hij zijn hart breken. Hij is van mening dat de beste liefdes zo beginnen.
Als hij naar haar kijkt, voelt hij zijn hart breken. Hij is van mening dat de beste liefdes zo beginnen.
Eerst breekt het hart en dan klopt het gips. Niet andersom. Het begint altijd met een gebroken hart en dan begint het helen. Echte liefde is genezen. Elkaar weer in elkaar lijmen. En als er niets meer te lijmen valt, vertrekken we en zoeken we naar iemand die het weer kan breken. Dat is liefde. Het begint met de breuk. Als iets breekt voel je dat het bestaat.
“Waar kijk je naar, Lars? Je kijkt toch niet naar de putjes in mijn billen?”
“Dat zijn toch geen putjes? Je billen zijn prachtig, Anna. En als het al putjes zijn, zijn het wensputten.”
Hij gaat achter haar staan en pakt haar stevig vast. Twee armen om haar middel. Hij heeft haar zo stevig vast, dat ze het gevoel in haar benen kwijt aan het raken is.
“Zelfs in de ochtend ruik je naar stroopwafels” zegt ze.
“Gaat het al vervelen?”
“Nee, nog lang niet. Denk je dat onze kinderen… Wil je kinderen?” vraagt ze.
“Of ik denk dat onze kinderen ook naar stroopwafels zullen ruiken?”
“Ja.”
“Zelfs in de ochtend ruik je naar stroopwafels,” zegt ze.
“Ik weet het niet, maar zelfs als ze niet naar mij ruiken, zullen ze om op te eten zijn.”
“Dit is toch bizar? Gisteren waren we allebei nog alleen en nu praten we over kinderen.”
“Over stroopwafels en kalfjes.”
“Jij moet straks toch ook naar je werk via de markt?”
“Ja, maar ik ga eerst nog zwemmen. Woensdagochtend is mijn zwemochtend.”
“Ben je een zwemmer?”
“Niet echt, maar ik vind die kluisjes zo leuk. Weet je wat ik altijd doe? Ik stop mijn kleren in zo’n kluisje en dan laat ik het deurtje open. Dit doe ik al jaren. Mijn kleren zijn nog nooit gestolen. Niemand wil mij zijn. Niemand wil in mijn schoenen lopen.”
“Misschien vandaag wel. Je hebt mij nu, Lars. Misschien wil iemand nu wel met je ruilen.”
“Ik zou best met mij willen ruilen hoor. Kijk nou hoe leuk je bent. Jij hoort in een kluisje.”
“Stop! Je lijm is te sterk. Straks valt er niks meer te lijmen.”
In de middag lopen ze hand in hand langs de markt. Langs de 260 kramen. Langs de loempia’s, de vis, de huispakken, de boeken, de telefoonhoesjes, de petjes, de tassen en de noten. De zon breekt door. Als Vincent van Gogh nog had geleefd, zou hij vandaag hebben geschilderd. Deze vredige, prachtige dag in Haarlem. Liefde ruikt vandaag naar stroopwafels. Kijk ze eens lopen. Lars en Anna.
Kijk.
Ze horen samen in een kluisje.