Soms zit eenzaamheid dichterbij dan je denkt

Door: Ria Wagenaar-Buiter

Sinds een paar maanden pas ik op de dikke rode kater van mijn buurman. Hij is enige tijd geleden voor onbepaalde tijd naar het buitenland vertrokken. Siepie wordt hij genoemd, maar hij luistert alleen als hij daar zelf zin in heeft. Momenteel verblijf ik thuis vanwege de intelligente lockdown en ik kan mijn vrijwilligerswerkzaamheden nu niet uitvoeren. De streken en het speelse van Siepie zijn een welkome afwisseling.

Vanmorgen wist hij te ontsnappen en baande zich snel een weg tussen de stekelige struiken bij het kleine boerderijtje, welke verderop aan de overkant van mijn huis staat. Een lange tijd heb ik staan roepen en zoeken, maar tevergeefs. Ten einde raad besluit ik bij het boerderijtje aan te bellen. Misschien is Siepie hier naar binnen gegaan.

Een mevrouw op leeftijd doet open. Zij is van top tot teen in het zwart gekleed. Haar grijze haar vakkundig vastgezet in een knot. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen haar nooit eerder te hebben gezien. Op mijn vraag of zij Siepie heeft gezien antwoordt zij: “Kom maar binnen hoor, er zijn hier zoveel katten. Ze zijn allemaal aan komen lopen!” Ik twijfel, maar op afstand volg ik haar toch door de donkere hal naar de woonkamer. Meerdere katten tref ik aan, waaronder Siepie.

Snel pak ik hem op, om meteen te vertrekken, maar dan vraagt ze: “Wil je een kopje koffie?” Ze reikt me haar hand, maar ik zet een stapje terug. “Oja, dat mag natuurlijk niet, vanwege het coronavirus. Mijn naam is Anna, aangenaam.” Verwachtingsvol kijkt ze me aan. “Eh, ik heb weinig tijd Anna,” antwoord ik zo overtuigend mogelijk. “Maar de koffie is al klaar hoor! Zojuist vers gezet,” grapt ze mij toe.

Hoe kan ik weigeren? Op een tot op de draad versleten leunstoel neem ik plaats en kijk om me heen. De ruimte is niet groot. Er staan vier leunstoelen aan een rechthoekige eiken tafel, bedekt met een pluchen kleed. Op de vloer ligt jabo juteachtige vloerbedekking, de sleetse plekken bedekt met een kleurig karpet. Een goudkleurige stoffen lampenkap met franjes hangt boven de tafel. Twee ‘luie’ stoelen staan elk aan een kant van de potkachel die zachte knispergeluidjes maakt. Op het dressoir staan zilverkleurige fotolijstjes met foto’s van een jonge en een oudere man. De rode bloeiende geraniums in de vensterbanken completeren het geheel. Ik waan me in de jaren vijftig van de vorige eeuw. 

Anna loopt naar de keuken en door de smalle deuropening zie ik een aluminium pot met koffie pruttelend op het petroleumstelletje staan. Ze schenkt twee met bloemen gedecoreerde kopjes in en op de schotels legt ze een kaakje. Als ze op gepaste afstand tegenover me zit begint ze haar verhaal.

“Weet je, al jaren ben ik weduwe. Mijn man is twintig jaar geleden verdronken, tijdens een vistocht op zee. Een enorme schok: we hadden een goed huwelijk. Onze enige zoon is na het overlijden op achttienjarige leeftijd plotseling vertrokken om nooit meer terug te keren. Niemand weet waar hij verblijft. Na twee jaar tevergeefs zoeken heb ik het laten rusten. De hoop dat hij ooit weer voor mijn deur staat zal altijd blijven. Niets liever wil ik dan hem in mijn armen sluiten.”

Ze pinkt een traantje weg. Siepie nestelt zich op mijn schoot. Alle andere katten, ik tel er zes, hebben elk hun eigen warme plekje gevonden. Anna heeft géén idee wat er op dit moment allemaal in de wereld gebeurt. Ze leest geen krant of tijdschrift. Op een klein kastje staat een oude televisie, maar of zij het nieuws volgt? Ik betwijfel het ten zeerste. Op de vraag wie voor haar de boodschappen doet, antwoordt zij; “O, maar dat doe ik zelf hoor, een keer in de week, ’s morgen vroeg bij de Deen om de hoek. Meestal als eerste klant. Daar hoorde ik van dat enge virus, omdat mijn winkelwagen eerst moest worden gedesinfecteerd. Ik hoop maar dat ze snel een vaccin ontwikkelen.” 

“Heeft u verder geen familie of kennissen?” vraag ik haar. Ze knikt ontkennend en zegt; “ik heb de katten, die verzorg ik met liefde en daar worden mijn dagen mee gevuld.” Beschaamd vraag ik me af waarom er zo weinig rekening word gehouden met alleenstaande ouderen die nog op zichzelf wonen. Dit betreft toch ook een grote groep mensen! Niet iedereen heeft familie of kennissen. Gelukkig is Anna nog redelijk goed ter been, maar voor hoelang nog?

Mijn besluit staat vast. Vanaf vandaag heb ik met haar afgesproken minimaal een keer per week even bij haar langs te komen. Vanwege het strenge beleid heeft Anna alvast twee stoeltjes onder een afdakje gezet in haar achtertuin, zodat we de anderhalve meter afstand kunnen hanteren. Ik hoop dat we op deze manier een goede band met elkaar kunnen opbouwen en vertrouw erop dat het voldoening geeft een medemens te begeleiden in haar eenzaamheid. Anna bedankt me met een brede glimlach en zwaait totdat ik aan het zicht word onttrokken.

Wat een heerlijke dag vandaag. De libelle ligt in de bus en met Siepie kruip ik lekker onder een dekentje op de bank.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s