Door: Dave Binkhorst
Mijn vrouw en ik betreden het ziekenhuis, een beveiliger vertelt mij dat ik niet mee naar binnen mag. Deze keer moet zij het gevecht alleen aan gaan. De beveiliger heeft eigenlijk de baan die niemand wilt, hij laat gezonde mensen niet binnen en de ziekten niet ontsnappen.
Ik zit op een bankje voor het ziekenhuis. Er zit iemand rechts van mij en iemand links van mij, maar man wat voel ik mij alleen. Op dit moment wordt mijn vrouw behandeld tegen kanker. Ze is al een tijdje geleden opgegeven, de dood zit haar op de hielen. Ze krijgt op dit moment haar zevende chemokuur om tegen beter weten in nog wat maanden aan haar leven toe te voegen. In de koran staat een heel hoofdstuk over de zevende hemel, maar wij leven in de zevende hel.
Mijn vrouw zit in een ziekenhuisstoel, iemand links van haar en iemand rechts van haar. Terwijl ze haar leven verlengen proberen ze haar eerst nog zieker te maken. Doodziek. Man, wat voelt zij zich alleen.
Ik wacht op het telefoontje van de verpleegster waarin wordt gezegd dat ik mijn vrouw weer op mag halen. Ik heb nog nooit zo erg gehoopt dat een vrouw mij snel belt.
“Wacht je ook op iemand?” Vraagt de vrouw links van mij.
“Ja, ik wacht op mijn vrouw. Door Corona kan ik haar hand niet vasthouden terwijl ze richting de afgrond van de pijn loopt.”
“Ik ken het, mijn man wordt op dit moment ook geholpen. Weetje ze zeggen altijd dat een crisis, ziekte en oorlog de mensen dichterbij brengen, maar ik voel afstand als ik over straat en het ziekenhuis in loop.”
“Ja, wij overtreden eigenlijk de regels, maar het kan mij geen reet meer schelen.”
De vrouw wordt gebeld door de verpleegster, het gaat allemaal wat langer duren. De hel kent geen eindtijd.
“Ga je mee wat drinken?” Vraagt de vrouw.
“Maar ik heb een vrouw.”
“En ik heb een man, maar volgens mij hebben wij elkaar even nodig.”
“Hoezo?”
“Gewoon. Deze wereld.”
“Ja. Deze wereld. Ik luister naar mijn hart en iedereen die geen arts is zegt dat het goedkomt, dat ik sterk moet blijven. Ze zeggen eigenlijk tegen mij dat ik slechthorend ben.”
“Ik hoor je. Godverdomme, ik hoor je.”