Door: Mosje
Ik heb een nieuwe auto gekocht. Met elektrisch bedienbare ramen en buitenspiegels, airconditioning, vijf deuren – allemaal met op afstand te bedienen elektrische sloten – een radio met vijf luidsprekers, een navigatiesysteem, sportvelgen, stuurbekrachtiging, en een dashboard waarop zoveel lampjes branden dat het wel kerstmis lijkt. “Dat hebben alle auto’s tegenwoordig,” zegt een collega, “maar hoe groot is het koppel?”
Hoe groot is het koppel, ik heb er geen idee van.
Ik kocht een auto met alle toeters en bellen. Ik vroeg naar het dieselverbruik, keek quasi geïnteresseerd onder de motorkap (geen verstand van motoren). Ik schopte met de neus van mijn schoen tegen de wielen onder het uitspreken van ‘leuke bandjes’. Ik vroeg zelfs – ingefluisterd door mijn huisgenoten – naar de hoogte van de wegenbelasting. Maar geen vraag over het koppel.
Ik bel verontrust de garage en informeer naar de omvang van het koppel.
“260 Newtonmeter meneer,” zegt de garagehouder.
Dat komt er wel heel snel en gladjes uit.
“Weet u het zeker?” vraag ik argwanend.
De garagehouder rommelt hoorbaar in zijn papieren.
“Ja hoor, 260 op de kop af.”
260 Newtonmeter. Dat klinkt heel hoog. Mijn gevoel voor natuurkunde zegt dat het iets te maken heeft met zwaartekracht en Isaac Newton.
“260 Newtonmeter, is dat wat?” vraag ik voorzichtig aan mijn collega.
“Dat kan ermee door,” zegt hij, “maar een zware caravan kun je er niet mee trekken.”
Een gelukje voor mij, ik houd niet van kampeervakanties.